• De tools van de wetenschapper: LinkedIn

    LinkedIn is zo een tool die bij mij op de achtergrond draait. Af en toe voegen mensen mij toe als contactpersoon of nodig ik mensen uit. Druppelsgewijs allemaal.

    In eerste instantie was het voor mij een virtuele-visitekaartjes-bewaardoos. Want laat mij eerlijk zijn, als ik iemand zijn visitekaartje krijg, zijn er 2 mogelijkheden: ik doe er iets mee (persoon toevoegen aan LinkedIn, mailen etc.) of ik gooi het weg. Ik begin er niet meer aan om kaartjes te bewaren.

    LinkedIn heeft gelukkig meer te bieden dan alleen maar kaartjes virtueel stockeren. Een belangrijk onderdeel is én blijft natuurlijk je profielpagina (mijn profiel), waarop je al je professionele bezigheden kan oplijsten en waarop anderen je werk kunnen ‘prijzen’. Er is mij al vaker gevraagd om wederzijdse aanbevelingen te schrijven (ik schrijf dat jij geweldig bent en omgekeerd van hetzelfde natuurlijk), maar daar doe ik niet aan mee. Naar het schijnt is zo een profielpagina ook in trek bij rekruteerders, maar zelf ben ik er nog nooit door gecontacteerd (ook voor mijn schoolcarrière niet).

    Een andere en veel gebruikte functionaliteit binnen LinkedIn zijn de groepen. Ik denk dat het nut en de waardering van die optie volledig persoonlijk is en afhankelijk van wat je aan een bepaalde groep hebt. Ik heb pas met de Surf Onderwijsdagen-groep voor het eerst het idee gehad: “dit is nuttig voor mij”. De organisatie had namelijk gevraagd om uitleg te geven bij de sessie die je zou gaan geven zodat deelnemers vooraf vragen konden stellen. Daar ontstond een voor mij interessante conversatie uit én contacten met andere deelnemers van de conferentie.

    Wat ik ook ben gaan waarderen binnen LinkedIn zijn niet de eigen functionaliteiten, maar de koppeling die er gemaakt kan worden met andere sites. Zo heb ik een link gelegd met mijn Engelstalige twitter-account, mijn doctoraatsblog en mijn presentaties op Slideshare. De meerwaarde zit er nu voor mij in dat mijn contacten op LinkedIn voor het grootste deel niet dezelfde zijn als diegenen die mij volgen op bovengenoemde sites (meer oud-collega’s, concullega’s, management en dergelijke). Door het koppelen van Twitter, mijn blog en Slideshare aan LinkedIn heb ik dus een extra platform waar mensen mijn doctoraatsbezigheden kunnen volgen. En gezien de reacties die ik daarop krijg, weet ik ook dat men het volgt. LinkedIn als specifiek en professioneel communicatiekanaal dus.

    LinkedIn is dus een beetje een onzichtbare tool, je weet niet direct wat je er nu wel of niet aan hebt. Maar ik heb alvast ondervonden dat het voor mijn doctoraat een interessant communicatiekanaal is, met mensen die ik anders niet zou bereiken.

  • De tools van de wetenschapper: Twitter

    Na Slideshare is Twitter aan de beurt, een tool die ik al gebruikte alvorens de wetenschappelijke richting in te slaan.

    Het veld rondom mij observerend, denk ik toch te mogen besluiten dat de meeste wetenschappers Twitter niet gebruiken, maar er zijn natuurlijk uitzonderingen. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar 2 internationale wetenschappelijke organisaties binnen mijn domein (learning sciences): the International Society of the Learning Sciences (ISLS) en The Association of learning technology (ALT). Afgelopen zomer was ik zelf aanwezig op een conferentie van de eerste organisator: #icls2010 (Chicago, VS). Op onderstaande grafiek merkt u dat er tijdens de congresdagen getweet werd, maar nadien viel het bijna stil.

    ICLS 2010 profile on Twitter

    Zelf kon ik er bijvoorbeeld ook weinig twitteren gezien er maar in 1 zaal wifi voorzien was. Wie buiten die zaal online ging, had waarschijnlijk een plaatselijk data-abo. Een conferentie die 2 maanden later gehouden werd, #altc2010, heeft een gelijkaardige grafiek, maar tot op de dag van vandaag wordt er nog verder over getweet. Vergelijkt u de eerste organisator zijn Twitter-account gewoon even met de tweede, die daarnaast ook nog een eigen YouTube-channel heeft.

    AltC2010 on google

    Ik hoor u al denken, jamaar Smetty, heeft zo een organisatie daar nu een voordeel bij? Wel, ik denk het wel. Zo heb ik zelf de ALT-conferentie ontdekt omwille van de stroom tweets die ik voorbij zag komen. Ik volg nu ook hun tweets, en heb de datum van de volgende conferentie alvast in mijn agenda gezet. Want als we even het wetenschappelijke laagje wegkrabben, blijft er toch ook uiteindelijk een commerciële organisatie over. Die van ALT hebben er alvast een enthousiaste toekomstige klant bij.

    En dan nu over naar mijn eigen eigen Twitter activiteiten. In het kader van mijn onderzoek heb ik iets meer dan een jaar geleden een extra Twitter-account opgezet met volgende eigenschappen/doelstellingen:

    1. Een publieke account beheren in de taal van mijn doctoraat (Engels).
    2. Een kanaal opzetten waarop ik alles communiceer over mijn doctoraatsactiviteiten.
    3. Een Twitter-identiteit creëren die anderen kunnen gebruiken als ze online naar mij willen verwijzen.
    4. Een koppeling voorzien tussen deze Twitter-account, mijn doctoraatsblog en mijn LinkedIn-profiel.

    Over de positie van mijn Twitter-account (@drsmetty) in mijn tool-kit kan ik kort zijn: als ik maar één tool zou mogen overhouden, dan wordt het Twitter. Het is mijn primaire bron om te communiceren en om mij te informeren. Als u het mij vraagt, een must-have voor elke wetenschapper.

  • De tools van de wetenschapper: Slideshare

    Ik gebruikte social software tools als marketeer en lesgever, en nu ook als wetenschapper. Na twee jaar ploeteren in de wetenschappelijke akkers, wil ik het eens in een reeksje hebben over oude en nieuwe tools. Als eerste in de rij: Slideshare.

    Afgelopen week gaf ik, zoals u hier (NL) of daar (Eng) op mijn onderwijsblogs kon lezen, een presentatie tijdens de Surf Onderwijsdagen.

    Zodra een internetconnectie mij het toeliet, heb ik mijn presentatie op Slideshare.net gezet. De organisatie van de Onderwijsdagen zelf, zette ook alle presentaties op het net, maar dan met hun eigen account. Het enige minpunt daarbij als auteur, is dat er geen enkele link is tussen jezelf en je presentatie. Alle interessante feedback zoals comments, stemmen, views en favs gaan op die manier verloren. Dat wordt echter allemaal goedgemaakt door het feit dat een ruimer publiek via de organisatie je presentatie kan bekijken. Misschien toch iets voor de organisatie van de ICT-praktijkdagen om dit te overwegen?

    Ik moet eerlijk zeggen dat ik aangenaam verrast ben door de reacties op mijn presentatie. Al heb ik natuurlijk wel gezorgd voor een leesbare presentatie zonder de gebruikelijke statistiek en overvloedige wetenschappelijke verwijzingen. Aangezien de schrijftaal voor mijn doctoraat Engels is, heb ik de presentatie onmiddellijk vertaald in het Engels, opgeladen op Slideshare en geblogd + getweet. Maar gezien mijn volgers (voorlopig) vooral uit Nederland en België komen, en ik ook nog geen internationale presentaties heb gegegeven, hebben mijn Engelstalige schrijfels voorlopig nog iets minder views. Maar we werken eraan.

    Als lesgever was ik al overtuigd Slideshare gebruiker, als wetenschapper mag Slideshare zeker in mijn toolkit blijven zitten.

    Update: al mijn presentaties worden ook automatisch gepubliceerd op mijn LinkedIn-account

  • Jaar 3

    We zijn ondertussen in jaar 3 van het doctoraat. De voorbije 2 jaren werkte ik 50% aan mijn doctoraat en gaf ik 50% les. Dit jaar zal ik 80% aan mijn doctoraat werken en nog maar 20% les geven. De extra tijd betalen we wel uit eigen zak.

    Want dat was mijn conclusie na vorig jaar: zo kon het niet meer verder. Op mijn hogeschool is een halftijdse opdracht in theorie 50%, maar in praktijk kost het gewoon veel meer tijd. Daarbij komt ook nog dat het doctoraat dat ze van mij verwachten aan de universiteit, niet te realiseren valt op 2,5 dag per week. Ik weet dat dit aan sommige andere universiteiten wel kan, maar niet in Gent. Daar ligt de lat hoger.

    Ik zit nu al een paar weken in het nieuwe regime, en het is duidelijk dat het een goede keuze was. Na 2 jaar kan ik mij eindelijk eens focussen en zaken afwerken. Ik heb mijzelf een aantal doelen gesteld, en het ziet er ook naar uit dat ik die zal halen.

    Jaar 2 was er eigenlijk één om snel te vergeten. Jaar 3 belooft een mooi jaar te worden. En we hebben er zin in.

  • Ondertussen bij de Tech45

    Het is al sinds april geleden dat ik de Tech45 (zoals u weet, de beste Belgisch -Nederlandse technologiepodcast op dit moment) nog eens vermeld heb. Ten onrechte eigenlijk, want ondertussen is er één en ander veranderd. Zo nemen we sinds onze zomerbreak wekelijks op ipv tweewekelijks. Daarnaast is er ook de mogelijkheid voor de luisteraars om de opname live te volgen en mee te chatten. Dat heeft enkele vaste live-luisteraars opgeleverd en de podcast inhoudelijk verrijkt. Als ik zelf niet in het panel zat, zou ik ook eerder live luisteren dan de podcast te downloaden. Ik kom er zowiezo al niet meer aan toe om naar podcasts te luisteren en ik vind die live-omgeving wel iets extra hebben.

    De laatste 2 afleveringen waren zeer goed. Twee weken geleden namen we de 2e Barcamp special op. Ik deed zelf een interview met Pedro de Bruycker, (@thebandb) conculega, doctoraatsstudent en producent van ongelooflijk interessante lectuur rond de jeugd van tegenwoordig. Frederik Denkens (@fdenkens) en Saskia Scheltjens (@saschel) kwamen dan weer uitleggen wat coworking is en gaven toelichting bij hun plannen en/of ideeën daarrond.

    En last but not least hadden we afgelopen week in aflevering 26 met Adam Curry een echte supterstar te gast. Door zijn ervaring als tv-presentator, MTV-dj, podfather en nu ook Apple application producer (of hoe noem je dat?) heeft hij naar mijn mening een interessante visie over de evolutie van de media. Grappig was ook dat er tijdens de live uitzending fanboys mee kwamen luisteren die helemaal hyper werden af en toe. De interesse in deze aflevering is trouwens zo groot, dat ook de aftershow-opname online komt.

    Wie, wat, waar? Tech45, elke dinsdag live om 22u of te downloaden en te beluisteren via de Tech45-website.